Als daar muziek voor is, wil ik die horen:
ik wil muziek voor oude mensen, die nog krachtig zijn,
en omgeploegd met lange, diepe voren
en ongelovig. Die de wellust en de pijn
nog kennen. Die bezaten en verloren.
En àls er wijsheid is, die geen vermoeidheid is,
en helderheid, die geen versterving is
wil ik die zien, wil ik die horen.
En anders wil ik zot en troebel zijn.
Hij zal mij leiden langs grazige weiden
naar waatren der rust.
Nu word ik nooit meer radeloos,
ik voel het breed gedein: de dood,
die als zwart water onder kroos
mijn denken plooit, heimelijk en groot.
Over dit aadmend oppervlak
heb ik maar licht en snel gelopen
fluistrend: laat mij nog even leven.
Nu waait de wind de diepten open
onder mijn voeten groeit het wak
Ik hield van u, o groene weiden,
mijn eigen zwaarte laat mij glijden
tot waar de dood mijn vuren blust
in de oude wateren der rust.