Er is geen weerkomst van een eens gemist getij.
Iedre dag is als de vorige onherroepelijk voorbij.
Altijd zullen lenten keren, altijd zullen herfsten gaan.
Tussen ongeboorne’ en doden flitst het menselijk bestaan.
En wat blijft den machtelozen tussen straks en toen?
Het onaanvaardbare te aanvaarden en het zwijgen ertoe doen.